Schippers krijgen ernstige klachten door fosfine

Om aantasting van lading door ongedierte te voorkomen, worden zeecontainers en laadruimtes op schepen vaak behandeld met bestrijdingsmiddelen. Bij opening kunnen in de laadruimte nog gevaarlijke gassen aanwezig zijn. Blootstelling aan deze vrijgekomen gassen kan leiden tot tijdelijk of blijvend gezondheidsletsel. Zo ging het op woensdagavond 4 december mis. Ernstig vergiftigd door fosfine (rattengif) werd een echtpaar aan boord van hun binnenvaartschip gevonden. Ook vijf andere schepen werden stilgelegd. Beide schippers hebben een aantal dagen op de intensive care gelegen.

Als werknemers in laadruimtes of zeecontainers werken, dan is de werkgever verantwoordelijk voor hun veiligheid en gezondheid. In dit artikel leg ik u uit welke risico’s gassen zoals fosfine in laadruimtes met zich meebrengen en welke maatregelen u kunt treffen om dergelijke scenario’s te voorkomen. 

 

Gevaarlijke gassen in laadruimtes  

Fosfine is van zichzelf een kleurloos, geurloos en brandbaar gas dat al in relatief lage concentraties dodelijk is. Het is echter belangrijk om te realiseren dat naast bestrijdingsmiddelen ook andere vluchtige stoffen vrij kunnen komen uit de lading. Denk bijvoorbeeld aan tolueen, benzeen of ammoniak. Deze stoffen blijven vaak na het productieproces in de producten hangen en komen vrij tijdens het vervoer. Het is dus belangrijk om verder te kijken dan alleen fosfine!

Veel van bovenstaande substanties zijn zintuiglijk waar te nemen. Ze verspreiden bijvoorbeeld een sterke amandel- of chloorgeur. Sommige gassen daarentegen zijn niet zintuiglijk waar te nemen. Vertrouw dus niet alleen op uw neus. Uiteindelijk kan alleen een meting uitsluitsel geven over de atmosfeer in een container of laadruimte.

 

Wet- en regelgeving

Wet- en regelgeving met betrekking tot dit aandachtspunt is opgenomen in het Arbobesluit (artikel 3.5g). Daarin staat dat bij een vermoeden van de aanwezigheid van stoffen die een gevaar zijn voor de werknemer, deze de ruimte niet betreedt voordat uit onderzoek is gebleken dat het gevaar (intussen) afwezig is. Als uit onderzoek blijkt dat gevaarlijke gassen aanwezig zijn of dat het zuurstofgehalte te laag is, dan moeten maatregelen getroffen worden zodat de werknemer de laadruimte zonder gevaar kan betreden.

De haven waar containerschepen arriveren, is verantwoordelijk voor het vaststellen van de concentratie bestrijdingsmiddelen op het schip. De concentratie wordt bepaald door een gasmeetdeskundige in de haven. Indien de lading onvoldoende vrij blijkt van bestrijdingsmiddelen, mag het product niet worden overgeslagen en moet het containerschip eerst worden geventileerd. Pas wanneer de gasmeetdeskundige een gasmeetcertificaat heeft afgegeven waaruit blijkt dat de concentratie van het middel zich onder de grenswaarden bevindt, mag het product worden overgeslagen op het binnenvaartschip. In theorie is het risico op gevaarlijke gassen met een te hoge concentratie op binnenvaartschepen dus al afgedekt. Garantie om het laadruim veilig te kunnen betreden, bestaat helaas niet. Twijfelt u of u een laadruim veilig kunt binnengaan? Dan wordt geadviseerd onderstaand stappenplan te volgen om eventuele risico’s te minimaliseren.

 

  1. Risicoprofiel opstellen

In deze stap stel je per schip een risicoprofiel op. Je inventariseert welke schepen er binnen komen en of deze schepen gevaarlijke gassen kunnen bevatten. Een risicoprofiel kan worden vastgesteld op basis van de volgende gegevens:

    • Land van herkomst en plaats van schepen: de kans op aanwezigheid van gassen is het grootst uit Azië, Afrika en Zuid-Amerika.
    • Lading: bij de volgende producten is de kans op gevaarlijke gassen in een zeecontainer door het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor ongedierte aanwezig: levensmiddelen en veevoer zoals graanproducten, rijst, noten, tapioca, cacaobonen, melkpoeder, zaaizaden en katoen
    • Producent, leverancier, rederij: op basis van de historie van een containerstroom is aan te geven bij welke producent de kans op gevaarlijke gassen in de zeecontainer aanwezig is.
    • Verpakkingsmateriaal: bij het gebruik van bijvoorbeeld stuwhout, houten pallets, jute zakken is de kans op gevaarlijke gassen in een zeecontainer door het toevoegen van bestrijdingsmiddelen voor ongedierte aanwezig.
    • Wijze van belading: de wijze van belading bepaald niet of er gevaarlijke gassen aanwezig zijn, maar wel of een gasmengsel zich homogeen verdeeld in een zeecontainer of laadruimte.
    • Vervoersdocumenten: ADR: UN3359 betekent dat er sprake is van een gegaste eenheid. In het vervoersdocument moet staan wat het gebruikte gasmiddel is.
    • Ketenafspraken: genomen preventieve maatregelen in het land van herkomst (bijvoorbeeld uitdampen voor verschepen).

Met de uitkomsten van dit vooronderzoek kun je ieder schip in één van de volgende categorieën indelen:

    • Het laadruim kan gevaarlijke gassen bevatten en het is bekend om welke gassen het gaat en wat de concentratie is.
    • Het is onbekend of de lading gevaarlijke gassen bevat
    • Het laadruim bevat geen gevaarlijke gassen

 

  1. Onderzoek verrichten en maatregelen nemen

Op basis van de inventarisatie wordt nader onderzoek verricht om te bepalen of er gevaarlijke gassen in het laadruim aanwezig zijn. Als in het risicoprofiel aannames zijn gedaan, wordt bepaald of deze aannames juist zijn door middel van een meting. Afhankelijk van de uitkomsten van de meting, worden passende maatregelen getroffen.

 

  1. Ventileren en verifiëren

Om de blootstelling aan gevaarlijke gassen tot acceptabele niveaus terug te brengen, wordt het laadruim geventileerd. Omdat ventileren risico’s met zich meebrengt, dient dit op de juiste wijze te gebeuren. De meetresultaten zijn bepalend voor de keuze van ademhalingsbeschermingsmiddelen. De persoon die de deuren opent en sluit, is op de hoogte van de gevaren en draagt gepaste persoonlijke beschermingsmiddelen. Natuurlijke ventilatie vindt plaats door de deuren van het laadruim te openen en de volgende regels in acht te nemen:

    • Schat vooraf in hoeveel tijd het ventileren in beslag neemt. Er bestaan geen standaard ventilatietijden. Noteer de start- en eindtijd van het ventilatieproces.
    • Ga het laadruim/de container niet in tijdens het ventilatieproces.
    • Zorg voor waarschuwingsborden (pictogrammen) die duidelijk maken dat het laadruim niet betreden mag worden. Doorgaans is een afstand van tien meter rondom het laadruim noodzakelijk.
    • Toon na ventilatie met behulp van een tweede meting aan dat de concentratie gevaarlijke gassen op een acceptabel niveau ligt.
    • Raadpleeg bij vragen of twijfel altijd een bedrijf dat gespecialiseerd is in het ventileren en ontgassen van laadruimtes en zeecontainers.
    • Wanneer uit ervaring is gebleken hoe lang het laadruim moet worden geventileerd, hoeft niet vooraf te worden gemeten. In dat geval kan direct worden gestart met het ventileren. De meting achteraf toont aan of het laadruim veilig kan worden betreden.

 

Informeer en instrueer medewerkers over de gevaren bij het openen en betreden van zeecontainers en geef aan hoe er mee om te gaan in de dagelijkse praktijk. Voor meer informatie, lees ‘Veilig werken met gassen in zeecontainers‘ van Sector instituut Transport en Logistiek

Het belangrijkste uitgangspunt is: wees alert. Neem het zekere voor het onzekere en ventileer het laadruim alvorens deze te betreden. Gassen als fosfine kunnen al bij lage concentraties en korte blootstelling blijvende gezondheidsschade opleveren.

Blijf op de hoogte

Blijf op de hoogte van ons nieuws